Vorige week sprak ik met ...
Cora (54)
‘Ik schrijf al jaren in mijn dagboek. Ik moet er niet aan denken dat als ik sterf, en ze mijn dagboeken vinden, ze alles lezen wat erin staat.
Het is voor mij zo belangrijk om op stille momenten, wanneer er niemand thuis is, mijn eigen bezinningstijd te hebben. Dan schrijf ik over wat ik allemaal ervaar, over mijn verlies, mijn verdriet en alles wat er nu gebeurt.
Is het goed dat ik dat doe? Daar gaf ze zelf al het antwoord op. ... Voor mij wel! Maar ...
Toen kwam er een verhaal over wat haar nicht was overkomen, die haar man was verloren. Zij had zijn dagboek gelezen over de laatste periode van zijn leven. Daarin stonden mooie dingen, die haar goed deden. Maar er stond ook dat hij de keuze van haar boeken vreselijk vond, te oppervlakkig. Dat hij daar moeite mee had. Dat bleef bij haar nicht hangen. Het woord oppervlakkig. Dat deed haar pijn, de kritiek die hij op haar had. De andere mooie passages vielen daarbij in het niet ...'
Zo kwam zij terug op haar vraag:
'Wat zal ik met al mijn dagboeken doen? Moet ik ze weg doen? Moet ik met schrijven stoppen? Moet ik opletten met wat ik schrijf? Moet ik met de gedachte aan dat mijn kinderen zullen lezen wat ik nalaat, anders schrijven?'
Een hele trits aan vragen. Wat geef je daar voor antwoord op?
Cora is niet te herkennen om privacy-redenen